VOORWOORD 14-11-2013

 

Na een eeuw van ontwikkeling als groei van de stad, bevindt onze maatschappij zich op een kantelpunt in de tijd, waarin ook voor ontwikkeling ‘less is more’ gaat gelden. De geïndustrialiseerde stedenbouw wordt een stadsontwikkeling van moderne ambachten, waardoor de huidige en nieuwe stadmakers op zoek zijn naar nieuwe beroepen, kwalificaties en methodes om ondanks een kleinere economie, toch productief te zijn voor de stad die altijd aan verbetering toe is.

De Stad.Academie biedt voor deze tocht een studiejaar aan, waar tijdens de acht lezingen de vragen van morgen aan bod komen. Daarnaast stelt de Stad.Academie een klas samen bestaande uit ambtelijke, professionele en onderwijsnetwerken, die vervolgens in zeven masterclasses de thema’s verder verdiept en gezamenlijk de opgaven definieert. In het werkveld van de Euregio werkt de klas onder begeleiding van gevestigden en pionieren aan een curriculum voor een aangepaste, eigen praktijk.

"If you are growing, you are not in a recession, right?"

Inside Job (2010) - Quotes - IMDb

 

Noem het een financiële crisis en het wordt opgelost. Noem het een transitie en men verzet zich. Na een eeuw van groei, is het idee van een inmiddels vijf jaar durende crisis geruststellender dan een transitie. Begrijpelijk, aangezien de laatste decennia zijn gefinancierd met krediet, vastgesteld op de toekomstige verkoopwaarde van eigendom. Maar de toekomst is aangebroken en de waarde is overschat. Leningen moeten worden afbetaald en de komende decennia incasseren het verlies. De 21e eeuw maakt geen valse start. De laagconjunctuur is de nieuwe status quo.

Stedenbouw is de kardinale pijler van het huidige financiële stelsel en staat aan de wieg van de financiële crisis. In 2007 wordt duidelijk dat de Amerikaanse burger zijn hypotheek niet kan veroorloven. De schuldenlast blijkt zelfs te groot voor kleine banken, die de afbetaling niet meer kunnen garanderen. Het verknipte debet accumuleert en verschaalt zich tot nationale proporties. De Amerikaanse staat ziet zich gedwongen in te grijpen om de faillissementen van de grootste financiële instellingen te voorkomen.

Het domino-effect is nog niet ten einde. Overal ter wereld hebben banken, pensioenfondsen en bedrijven obligaties in de Amerikaanse vastgoedmarkt, ook in Nederland. Het imploderende leenstelsel slaat terug in de stedenbouw. De grondexploitatie droogt op, geplande gebiedsontwikkeling komt niet meer van de grond, nieuwbouw concurreert met herbestemming en leegstand spreidt zich uit over klooster en kantoor. Maar na vijf jaar stilstand gebeurt iets interessants: stadsontwikkeling wordt gedwongen zich te onttrekken van economische groei.

De stad is van oorsprong een vaste plaats, waar aan mens en middel onderdak wordt geboden. De concentratie van deze drie componenten schept een cumulatieve aantrekkingskracht voor nieuwe mensen met behoefte aan middelen en onderdak. Het groeiproces is niet oneindig. De ondergang en opkomst van steden is cyclisch, maar voor het eerst kent het proces een structurele kentering, want de drie stuwende krachten van stadsontwikkeling: demografische, economische en facilitaire druk nemen af.

Al meer dan 35 jaar wordt de demografische groei in de nationale periferie kunstmatig in stand gehouden*. Na de twintigjarige babyboom (1945-1965) worden investeringen in werkgelegenheid en voorzieningen gericht uitgevoerd om een dalend vruchtbaarheidsniveau te compenseren. Maar met de actuele samenstelling van de gemeenschap wordt de vervangingsfactor van 2,1 kind per gezin niet meer gehaald. Het gezin is haar demografische meerderheid in de vergrijsde bevolking kwijt en mede door het Nederlandse groeikernenbeleid heeft zich deze balans in de stad gemanifesteerd.

* Derde Nota Ruimtelijke Ordening Deel 2, Verstedelijkingsnota, p. 51

De facilitaire druk wordt o.a. door de individualisering beïnvloed. Enerzijds kan de burger zich meer woonoppervlak veroorloven*. Anderzijds is dezelfde burger ook een consument, die zijn inkopen steeds meer via het internet doet**. Hoewel de quantificering van de leegstand in een binnenstad door aandoen van virtualisatie nog onduidelijk blijft, is het koopgedrag een meetbaar signaal. Bedrijven en diensten hanteren andere vestigingscriteria. Bereikbaarheid en parkeergelegenheid is boven centrale ligging komen te staan. De tertiaire sector heeft zich van de stad als facilitator bevrijd.

* CBS - Minder woonterrein per huishouden, Webmagazine

** CBS - Nederland in Europese top online winkelen, Webmagazine

De contemporaine stad is niet autonoom, maar verweeft zich in een netwerk van nationale voorschriften. Bovendien is iedere gestapelde steen deel van een macro-economische geldstroom. Door de afname van de economische druk ontstaat er een conflict in de liberale werking van de stadsontwikkeling. Waardeverlies gaat gepaard met angst voor verandering. Economisch protectionisme is in deze context een ander woord voor herstel.

De deprivatie van de economische conditie vraagt om andere methoden van ontwikkelen. Voorlopig zijn nieuwe productieve werkmethodes succesvol door met minder meer te realiseren. In de nieuwe praktijk van het stadmaken worden braakliggende terreinen beschikbaar gesteld voor tijdelijk gebruik met de hoop op een reanimatie van ontwikkeling en daarmee een nieuwe waardetoename. Zodra enig succes is waar te nemen, ontstaat de vraag wie deze nieuwe waarde toebehoord. De eigenaar of de initiatiefnemer? Daarom is samenwerking is noodzakelijk, maar wie gaat de kar trekken, wie draagt de last en wie komt op voor het publiek belang?

De overheid trekt zich als bestemmend orgaan langzaam terug. Grote marktspelers als ondernemend partner vervallen in een leger van zzp’ers. Woningcorporaties keren terug naar de kerntaken van beheer en onderhoud. De verantwoordelijkheid en het investeringskapitaal versnipperd. Er wordt een beroep gedaan op de burger om middels participatieprojecten de verzorgingsstaat te kunnen handhaven. Maar tegelijkertijd moet de burger blijven consumeren en belasting betalen. De horizontalisering creëert een stoelendans, waarin de rolverdeling en zeggenschap van overheid, markt en burger willekeurig lijkt te worden.

Stadsontwikkeling moet worden herijkt. Niet alleen vanwege de huidige problemen, maar vooral voor de vragen van morgen. Bijvoorbeeld komen er jaarlijks meer monumenten bij. Is het gezond de stad steeds meer te conserveren, als het vastgoed zich onomkeerbaar blijft verouderen? Is de strijd met de natuur van hoogwater tot onkruidverdelging nog te betalen? Moet het onderhoud van parken voortaan niet in samenwerking met de natuur? Hoe kan in plaats van bouw geld worden verdiend met sloop?

Op de korte termijn zijn er oplossingen te vinden voor de huidige crisis. Cruciaal zijn echter de gevolgen voor de lange termijn. De transitie biedt een mogelijkheid om op stadsontwikkeling te reflecteren en vooruit te kijken. De loskoppeling van economie en ontwikkeling heeft een nivellerend effect op de beslissingsstructuur. Stedenbouw is niet meer gesloten en kan met andere stadmakers het principe van ontwikkeling opnieuw interpreteren.

Een eeuw lang heeft men de tijd gehad om groei te controleren, maar groei is slechts de halve uitleg van ontwikkeling. De andere helft is het lesprogramma van de Stad.Academie. Het is de start van een zoektocht naar een completere vorm van stadsontwikkeling.

studieleiding, Stad.Academie

Maastricht, 2013

12-09-10: Zicht op de Sphinx vanaf parkeerplaats

MISSIE 2013-2014

Onze maatschappij is chronisch verslaafd aan vooruitgang. Technologie is het middel om deze lust te bevredigen en biedt de samenleving een versnelde dynamiek. Gebruik, waardering en gewoonten zijn voortdurend in beweging, waardoor de modus van stadsontwikkeling onberekenbaar is geworden.

De frequentie van vernieuwing heeft invloed op alle systemen van de samenleving. Zo zijn winkels tegenwoordig langer en vaker open en in constante staat van uitverkoop. En hoe efficiënt is de politieke periode van vier jaar? Nederland verslindt twee keer zoveel kabinetten als voorheen en de periode voor verkiezing vervroegt. De samenleving is al voortdurend in transitie.

Wellicht heeft een stad minstens tien jaar nodig om tot een heroriëntatie te komen. Het verschil in ontwikkel-snelheden zorgt nu voor een discrepantie in opvatting en uitvoering. Een synchronisatie is nodig en dat betekent, dat houdt een zoektocht in naar de animatie van stadsontwikkeling binnen de stagnerende situatie. Hiervoor hebben we een alternatieve manier van denken en werken nodig.

De Stad.Academie wil het veranderingsproces stimuleren, door een kennisinfrastructuur op te bouwen, waarin theorie en praktijk intensiever met elkaar worden verenigd. In een dominante fase van transitie is de koppeling tussen theorie en praktijk nodig om de actualiteit en toepasbaarheid van beide te bevorderen. Er moet een discours ontstaan welke zich voedt met ervaring uit de praktijk en zich vernieuwd met reflecterende inzichten om de dissonantie tussen systemen te verkleinen.

Onderwijsinstellingen zijn vervreemd van professionele en maatschappelijk relevante vragen. Ook dit heeft te maken met een ‘seizoensgebonden’ systeem of discipline. Bovendien is het onderwijs in het huidig economisch bestek genoodzaakt zich op de markt aan te bieden, waarmee mogelijk het kritische vermogen zal afnemen. Daarentegen begeven bedrijven en belangenorganisaties zich op de lesvloer met eigen programma’s. Toch ontbreekt nog een arena, waar overschrijdende belangen en ervaringen deel zijn van het curriculum.

Pluraliteit

De opleiding van de Stad.Academie is een aanvulling op de huidige lesprogramma’s. Daar het niet mogelijk is voor regulier onderwijs ook ‘mode-gevoelig’ te zijn, kan de informele academie scherper ingaan op actuele thema’s. Ook is de Stad.Academie niet gebonden aan accrediterende eisen en regelgeving, zodat een flexibel programma onafhankelijk van beleid kan worden samengesteld om te komen tot relevante vraagstellingen.

Iedereen die met stadmaken van doen heeft kan deelnemen aan de Stad.Academie. Het leertraject is gericht op interdisciplinair werken, zodat behalve thema’s binnen de disciplines ook de thema’s aan bod komen, welke tussen de vakgebieden in liggen en zo mogelijk ook een nieuwe aanpak. Zodoende wordt de scheiding tussen disciplines bespreekbaar en kan men zich transdisciplinair in de toekomst gaan oriënteren.

De tweede overlapping is de intersectorale benadering. In principe is alle kennis aanwezig binnen de gelederen van stadmakers, maar worden soms de vragen bij de foute afdeling gesteld, of bij te weinig afdelingen tegelijkertijd. Net zoals problemen locatie afhankelijk zijn, geldt hetzelfde voor kennis. Met een intersectorale samenstelling kan ook kennis tussen de verschillende partijen worden doorgegeven, zonder steeds opnieuw het wiel uit te moeten vinden.

Ten derde wil de Stad.Academie de hiërarchie van stadmaken tussen generaties doorbreken. De scheiding van leeftijd begint al in het onderwijs en zet zich uiteindelijk voort in onze organisatie van samenleving tot een dominantie van een generatie. Terugkomend op de frequentie van stadsontwikkeling, de uitwerking van een ingreep vandaag is pas over tien jaar pas op waarde te schatten. Zonder intergenerationele samenwerking blijft het vraagstuk van een alternatieve stadsontwikkeling per definitie incompleet, daarom zijn ook studenten, stadmakers in wording verplicht.

Continuïteit

Het Maastricht-LAB is een tijdelijk initiatief, maar in principe is alle praktijk tijd- en plaatsgebonden en dus tijdelijk. De uitkomsten en opgedane praktische ervaring uit het LAB voorzien de inhoud van het eerste jaar Stad.Academie. De kennisopbouw van de studie reageert op de transitie in stadsontwikkeling door vooruitstrevende casussen op te nemen. Bestaande denkmodellen en conventies worden door middel van praktische voorbeelden getest, weerlegd, aangepast of bevestigd. Doel is niet iets nieuws uit te vinden, maar de ervaring dient er actualisering van de theorie. In de komende jaren en na het bestaan van het LAB zullen concrete projecten uit het werkveld het lesprogramma gaan vullen.

De uitkomsten van de experimenten uit het Maastricht- LAB worden door interne en externe factoren beïnvloed. In weze voldoet het niet aan de eisen van een geïsoleerde testomgeving, waardoor resultaten locatie specifiek zijn. Om tot ideaaltypen te kunnen komen ter verbreding van de vraagstelling, moeten de uitkomsten en leerpunten uit de experimenten ook academisch worden geanalyseerd. Na de bewerking en beoordeling van het materiaal kan het deel worden van een kennisbank voor de voorgenomen kennisruilhandel.

De Stad.Academie is een organisatie, waar je lid van wordt. Na de deelname, blijf je deelnemer. Het lesprogramma is een accumulerend programma, dat ook na afsluiting van een studiejaar toegankelijk en open blijft voor leden om aan toe te voegen of af te nemen.

Mentaliteit

De Stad.Academie wordt door een gemêleerde studieleiding breed gedragen, maar de Stad.Academie komt echt tot leven door de bijdrage van de deelnemers. Het lesprogramma biedt de ruimte eigen vraagstukken mee te nemen en tijdens het onderwijs te integreren, zodat de eigen praktijk deel wordt van het leerstelsel.

Om tot de vragen van vandaag te komen, is er een andere mindset nodig. Het denkpatroon in eindbeelden dien te worden vervangen door nieuwsgierigheid om het huidige met het nieuwe te verbinden. De persoonlijke ontwikkeling is de eerste stap in de verandering van het vakgebied. Specifieke kennis is gevraagd, maar moet met een brede ontwikkeling van  procesdenken worden aangevuld.

Waarom is een planoloog meer verantwoordelijk voor de stad dan een burger? Door meer inzicht te geven in de processen van stadsontwikkeling kunnen de deelnemers deze kennis inzetten om zijn of haar eigen positie opnieuw te herdefiniëren. De herorganisatie van de processen heeft geleid tot werkeloosheid. De mogelijkheid tot her-oriëntatie en naar competentie een positie te nemen in plaats van de krijgen is hierin cruciaal.

Net als het succes van de Stad.Academie kan de stad alleen tot leven komen als elke deelnemer zelf verantwoordelijkheid neemt en bereid is kennis, competentie en ervaring in te brengen.