EXCURSIE Verslag ATELIER à HABITER

In het voetspoor van Stad.Academie

woongebruik en gebruikelijk wonen

Atelier à habiter is een verwijzing naar Machine-à-habiter van Le Corbusier en tegelijkertijd een commentaar op de moderne top-down visie van het wonen. Het ontstaan van Machine-à-habiter en bijvoorbeeld Plan Voisin was daarentegen een kritiek op de onleefbare chaos van de middeleeuwse binnenstad. De vraag is waar de linie zich bevindt in de strijd tussen de zelfgekozen woonvorm en een voorgeschreven wooncultuur. Tot hoever moet een woonvorm zich conformeren tot de verwachting van een samenleving en hoeveel mag individualiteit zich in de openbare ruimte uiten?

In het werk van IKEA-dissobedients wordt de invloed van een marktpartij bij de inrichting van een huis geproblematiseerd. Het ideaalbeeld, dat IKEA verkoopt, beperkt het individueel gebruik, waardoor bewoners hun etnische of culturele identiteit niet terugvinden en zij zich van hun woning vervreemden. Ook als IKEA geen dictaat is, kun je je afvragen, hoe persoonlijk wonen is of moet zijn. Kan een modulaire meubelvorm niet juist de handvaten bieden als basis voor eigen invulling? Een consument zou zich beperken tot een handleiding, maar een zelfstandig burger kan een IKEA meubel ook hacken en er een eigen creatie van maken.

Autarkytecture legt de zeggenschap bij de bewoners. Individueel gebruik stopt niet bij de voordeur, maar is deel van de buitenkant en verbonden aan de ruimtelijke constructie. Architectuur is slechts een bouwpakket van kamers en gevels. De uitstraling van het woongebouw is daarentegen vastgelegd. De collectieve samenhang van onderlinge bouwvolumes en naastgelegen woningen wordt geborgd door de bouwstijl. Hoewel men uitgaat van individuele composities, is het geheel toch uniform. Het verschil vervaagt tussen de provocerende brocante bouwstijl van Autarkytecture en de gewaardeerde baksteen, die onze homogene steden sieren.

De fermette van Gijs van Vaerenbergh dooft het individu volledig uit. De fermette is een simulacrum van de authenticiteit van een boerderij. Als statussymbool trekt het een doelgroep aan, die door afkomst, koopkracht en gezinssamenstelling is ingekaderd. Was de fermette als woonmodel er voor het modelgezin, dat erin woont? De populariteit van het type zegt veel over de behoefte van deze doelgroep individueel te willen zijn.

De ontwerper zit op de scheidslijn tussen woonvorm en wooncultuur, tussen gebruiker en publiek. In de kunstwerken is de rol van de ontwerper onbekend en typerend voor de onzekere positie in het proces. Is er nog een meerwaarde van een intermediair tussen de zegetocht van individuele smaak en opgelegde marktconforme norm?

In deze tentoonstelling lijkt de ontwerper marginaal, maar de fysieke structuur alleen is onvoldoende om te wonen.